Voor het communiceren tijdens het toeren met een groep zijn een aantal tekens afgesproken. Deze zijn:

  • Binnen: Er wordt een weggebruiker of obstakel gaand in dezelfde richting gepasseerd.
    Met een armsignaal wordt de zijde van de weg aangegeven.
  • Tegen: Er komt een weggebruiker tegemoet. Met een armsignaal wordt de zijde van de weg aangegeven.
  • Achter: Er komt een weggebruiker achterop die gaat inhalen.
  • Lek: Eén van de groepsleden heeft pech of een lekke band.
  • Links / rechts: Richtingswijziging. Met een armsignaal wordt dit ondersteund.
  • Ritsen: Signaal om achter elkaar in één lijn te gaan rijden.
  • Stop: Bij naderend gevaar of een verkeersweg, stop roepen en hand ophoog ten teken dat we moeten stoppen.
    D.w.z iedereen knijpt in de remmen, zodat we met z’n alle op een veilige manier het naderende gevaar kunnen ontwijken of veilig oversteken.

Geef al deze boodschappen door van voor naar achter of achter naar voor, anders heeft het geen effect.